Het uitgangspunt bij een faillissement van een alimentatieplichtige moet zijn dat de plicht tot het betalen van alimentatie vervalt, aldus de Hoge Raad.
Normaal gesproken zal een faillissement van een alimentatieplichtige ertoe leiden dat een verzoek om geen alimentatie meer te hoeven betalen door een rechter wordt toegewezen. Dit lijkt logisch omdat een faillissement er doorgaans voor zorgt dat een alimentatiebetaler geen draagkracht meer heeft om aan zijn alimentatieplicht te voldoen.
Toch komt het voor dat een dergelijk verzoek tot nihilstelling van de alimentatie wordt afgewezen, omdat de rechter ervan uitgaat dat de alimentatieplichtige tijdens zijn faillissement nog enige verdiencapaciteit zal hebben. De Hoge Raad heeft nu duidelijk gemaakt dat een rechter op dit laatste niet moet vooruitlopen.
In een recente zaak had eerst de rechtbank het verzoek tot nihilstelling van de kinderalimentatie wegens een faillissement toegewezen. De alimentatiegerechtigde vrouw ging in hoger beroep omdat ze meende dat de man nog verdiencapaciteit zou hebben tijdens zijn faillissement.
Het gerechthof ging daar in mee en wees het verzoek van de man alsnog af. Het enkele feit dat de man failliet was, betekende volgens het hof nog niet dat de man geen inspanningsverplichting meer had om inkomen te verwerven om zo aan zijn alimentatieplicht te voldoen. De man stapte daarop naar de Hoge Raad.
De Hoge Raad zette een streep door het oordeel van het hof. Volgens de Raad moet in geval van faillissement van de alimentatieplichtige een verzoek tot nihilstelling in beginsel worden toegewezen. Dit kan anders zijn indien bijvoorbeeld uit de zaak blijkt dat de alimentatiebetaler tijdens zijn faillissement inkomsten zal verwerven. Omdat de alimentatiebetaler in deze zaak geen inkomsten had, was er geen grond voor het maken van een uitzondering op deze regel. De man werd van zijn alimentatieplicht ontheven.
(Bron: Hoge Raad, 12 oktober 2012, LJN BX5884)
Tweet